Wat als het publiek zélf het theaterprogramma zou mogen bepalen? Nora Mahammed stelde die vraag luidop toen ze bij het Brusselse kunstenhuis Globe Aroma met Art for All aan de slag ging, een traject waarbij nieuwkomers en kunstminnende Brusselaars hun eigen selectie samenstelden. Een ervaring die ze ook wil meenemen als kersvers coördinator van Het TheaterFestival.
Zelf speelde ze ooit in het liefhebberstheater. Eerst bij het gezelschap Tros uit Overijse en in het schooltoneel, daarna via het project Exit the Comfort Zone van jeugdtheaterhuis Bronks, waarbij een diverse groep Brusselse jongeren samenwerkte met professionele kunstenaars. Mahammed kent dus de waarde van een plaats op het podium, en weet ook wat een publiek voor een speler betekent.
Dat besef is ook cruciaal gebleken in haar nog jonge professionele loopbaan. Tot voor kort was Mahammed programmator bij het Vlaams-Nederlands cultuurhuis deBuren en sinds september is ze de nieuwe coördinator van Het TheaterFestival. Maar dit interview komt er vooral naar aanleiding van haar allereerste job, bij Globe Aroma, het open kunstenhuis voor nieuwkomers in Brussel. Mahammed stond er drie jaar lang in voor de publiekswerking en doelgroepenbegeleiding. In die hoedanigheid begeleidde ze Art for All, een traject om de bewoners van het Klein Kasteeltje en de studenten van bon vzw, het Brusselse onthaalbureau voor inburgering, te laten kennismaken met het culturele aanbod van de hoofdstad. Dat deed Mahammed door hen het programma te laten bepalen.
“Eerst maakte ik zelf een selectie van een tiental activiteiten, waaruit de deelnemers mochten kiezen. Op een gegeven moment dacht ik: het is compleet onnozel dat ik bepaal waarnaar zij gaan kijken. Dus veranderde ik het geweer van schouder en stelde een groep samen van enthousiaste Brusselaars en nieuwkomers van Globe Aroma. Twaalf mensen, die in totaal acht talen spraken en interesse hadden in telkens andere subdisciplines. Maandelijks werden zij ontvangen door een Brusselse instelling, zodat ze de kunsthuizen en hun wijze van programmeren leerden kennen. Daar aten we dan samen, bladerden we door het culturele aanbod, googelden we info bij elkaar en pitchten uiteindelijk onze programma’s aan elkaar.”
Deze keer werd het programma op basis van een stemronde beslist. “Ik presenteerde niet langer mijn selectie aan hen; zij konden de hunne maandelijks aan elkaar voorstellen. Niet in drie talen, zoals ik voorheen deed, maar in acht talen. Uit hun programma koos iedereen dan drie activiteiten.”
Je hebt op korte tijd je volledige manier van programmeren omgegooid. Wat waren je bevindingen na die switch?
“De nieuwe aanpak werkte heel goed, van bij aanvang was iedereen mee. Volgens mij is de bepalende factor het eigenaarschap. Waar ik vroeger aan een groep moest uitleggen wat ik voor hen had samengesteld, was er nu een hele groep die een programmatie kon vertegenwoordigen. Door hun eigen enthousiasme gingen ze die info heel snel met anderen delen, waardoor ze zelf een soort publiekswerkers werden. In de wandelgangen van het Klein Kasteeltje verspreidde het programma zich vanzelf, omdat het hun ding was, omdat ze zich eigenaar voelden.”
Zelf programmeren vraagt wel een groter engagement van een publiek. Hoe probeerde je de betrokkenheid van de Art for All-deelnemers te garanderen?
“Belangrijk aan dit project is dat je werkt met mensen die in tijdelijkheid leven. Ze zijn afhankelijk van lopende procedures waarin last minute beslissingen worden gemaakt. Verplaatsingen, toezeggingen of afzeggingen, afspraken met advocaten: er zijn veel factoren die maken dat ze afwezig zijn. Mensen uit Afghanistan bleven destijds soms wel jaren in het Klein Kasteeltje, terwijl anderen er na enkele maanden alweer vertrokken.”
“Cruciaal was dus onze nabijheid. Om mensen uit te nodigen, gingen we
drie keer per week naar het Klein Kasteeltje om mondeling alles uit te
leggen, en affiches en flyers uit te delen. We gingen mensen zelf
ophalen en schreven telefoonnummers op om hen te contacteren op de avond
van een activiteit. Geregeld hielden we ook een feestavond, om samen te
vieren, onze vrijwilligers te bedanken en het traject te evalueren. De
basis van alles was menselijk contact, want zonder die ontmoetingen of
tijd die we samen besteedden, hadden we hen niet meegekregen.”
Interessant is dat Art For All de programmatie ziet als resultaat van een gesprek, niet als een voldongen feit dat eraan voorafgaat.
“Mij valt op dat publiekswerkers bij theaters vaak tot de afdeling communicatie behoren. Ze worden zelden aan de programmatietafel uitgenodigd. Vaak loopt het verkeer dan ook in één richting, en moet de communicatiedienst het stellen met wat de programmator beslist. Er wordt zelden gezegd: ‘wij willen die publieksgroepen bereiken, dus daarvoor moeten we hun perspectieven in ons programma opnemen.’ Nochtans zijn publiekswerkers vaak heel geëngageerde mensen met inventieve ideeën die met de beste intenties dingen proberen te bewegen.”
“Die dynamiek zorgt er volgens mij voor dat we niet structureel tot een ommekeer komen. Alles begint bij de stemmen die je rond je tafel uitnodigt. Als je structureel wilt diversifiëren, moet je verschillende perspectieven betrekken op het moment dat de beslissingen worden genomen. Wie het publiek van bij aanvang niet betrekt, mag achteraf niet verrast zijn als het niet vanzelf volgt.”
Zie je op dat gebied evoluties in de theatersector?
“Ik stel vast dat er steeds vaker stadswerkers of publiekswerkers worden betrokken bij artistieke gesprekken. In welke mate daardoor een doorstroom van onderuit plaatsvindt, kan ik niet inschatten, maar ik juich de tendens zeker toe. Daarnaast wordt sporadisch ook met een co-curator gewerkt, of zie je verschillen in wie ruimte krijgt. Al vraag ik me wel af of we voldoende radicaal zijn. Nodigen we écht andere perspectieven en percepties uit aan onze tafel? De focus ligt bijvoorbeeld vaak op mensen van kleur die binnen een vertrouwd talig, intellectueel of artistiek kader passen. Veel mensen vallen ook buiten die kaders. In die zin moeten we meer intersectioneel denken, voorbij één deel van iemands identiteit.”
“Dát diversiteit belangrijk is, weten mensen dus wel. Al krijg ik de indruk dat sommigen erop inzetten vanuit de angst om niet meer mee te zijn, eerder dan ook echt te geloven dat aanvullende inzichten en referentiekaders hen rijker maken. Intersectionaliteit en inclusie vormen een werkelijke meerwaarde voor de kwaliteit en relevantie van je werk.”
Wat kan deze vorm van programmeren betekenen voor de diversiteit op de podia?
“Toen ik bij Globe Aroma werkte, schreef ik mijn masterscriptie over de kunstparticipatie van nieuwkomers in Brussel. Een bevinding was dat velen zich niet herkennen in de kunst die ze hier zien, omdat er haast enkel westerse kunstvormen zijn. Zelfs als je dan een kunstenaar uit pakweg Tunesië programmeert, gebeurt dat vaak ook in deze traditie, bijvoorbeeld door de scholing van de artiest, of het gangbare interpretatiekader. Nieuwkomers als programmator inzetten, zou Brusselse huizen dus de kans bieden om nieuwe makers te ontdekken.”
“Op de lange termijn kan die switch ook impact hebben op hun publiekswerking. In dat opzicht was het de bedoeling bij Art for All om een nieuwe generatie programmatoren te doen ontstaan. Zo wilden we workshops voorzien in het programmeren, in samenwerking met Brusselse huizen, waarbij onze deelnemers eenmaal per jaar een festival met artiesten zouden samenstellen die ze anders nooit zien op deze podia.”
Sinds de laatste editie in september ben je zelf aan het werk bij Het TheaterFestival. Met welk verlangen ben je begonnen aan je opdracht als coördinator?
“In de eerste plaats vind ik dit een ongelofelijk mooi festival, dat leeft vanuit een verbinding en gedragenheid door een groot deel van het theaterveld. Zonder al deze mensen en inzichten zou het festival niet bestaan. Wat mij ook aantrok, en dat zal je niet verbazen, is het feit dat de festivalselectie door een jury wordt gemaakt. Dat gegeven biedt een enorm potentieel om een meerstemmig festival te creëren.”
“Momenteel wil ik met het festival nadenken over wie we zijn, wat onze sterktes en tekortkomingen zijn en met wie we ons moeten omringen om ons aan te vullen. Het is belangrijk om mensen van in het begin mee te nemen, om bepaalde drempels en noden aan te pakken. Vandaag worden vaak beslissingen genomen zonder dat alle stakeholders aan tafel zitten. Zo dreig je bijvoorbeeld veel geld te investeren in een mooi project, dat achteraf niet rolstoeltoegankelijk blijkt te zijn.”
“We zijn een hyperintellectuele sector, die veel kennis bezit en deelt en voortdurend aan zelfkritiek doet, maar wat betreft de implementatie van die kennis is er nog werk aan de winkel. Het is in elk geval iets waarop ik met dit festival wil inzetten, door gesprekken te faciliteren en tools aan te reiken die de stap naar implementatie kleiner maken.”
Wat zal er precies veranderen aan de festivaljury?
“Als festival speel je een toonaangevende rol, het is leuk dat je op die manier iets kunt betekenen. Maar die rol brengt ook een verantwoordelijkheid met zich mee. Wat staat er al op het programma en wat nog niet? Welke subdisciplines, expertises, blikken en intersecties zijn vertegenwoordigd? Dat is iets wat we kritisch tegen het licht moeten houden. Daarbij speelt ook de samenstelling van de jury een rol.”
“Volgens mij is het belangrijk dat er een bredere jury komt. Op dit moment bestaat die vooral uit recensenten, die een erg waardevolle blik hebben. Ik wil hen aanvullen met andere vakmensen: kunstenaars, dramaturgen, programmatoren, mensen uit het Nederlandse theater. Dat is nodig, want er is ook een enorm aanbod aan kwalitatief werk. Dit theaterseizoen staan veel uitgestelde premières naast nieuwe voorstellingen. Mijn premièrelijst toont er soms vier op een dag, haast elke dag opnieuw.”
“Ten slotte wil ik naar het Nederlandse voorbeeld ook een wijkjury opzetten. Dit festival is nomadisch en vestigt zich wisselend in verschillende steden, wat de mogelijkheid biedt om voor elke stad een nieuwe jury samen te stellen. De voorstelling die zij selecteert wil ik gratis in de openbare ruimte laten plaatsvinden.”
Stel dat theatergroepen of cultuurcentra beginnen met een programmatiegroep: welk advies heb je voor hen?
“Bepaal wat belangrijk is voor je huis. Destilleer daaruit verschillende profielen die dezeprioriteiten reflecteren. Die diversiteit kun je breed invullen, op vlak van artistieke discipline, maar evengoed wat betreft de taal of persoonlijke expertise. Stel je dan de vraag: vullen die profielen elkaar aan, of ontbreekt er iets? Zoek daarna kandidaten die zich willen engageren – vertrouwde gezichten die dicht bij je werking staan, maar ook mensen die je huis niet kennen. Het is belangrijk om niet in een vriendenclubje te blijven hangen.”
“Een belangrijke vraag die bij een vrijwillig engagement hoort, is vaak: what’s in it for me? Zijn mensen op zoek naar ontmoetingen of een netwerk, of zijn ze bijvoorbeeld heel nieuwsgierig om te zien wat er in de coulissen van zo’n theater gebeurt? Omdat je veel aan mensen vraagt, moet je hen ook waardering teruggeven. Die kan bestaan uit een vrijwilligersvergoeding of gratis kaartjes. En eten: geen betere context waarin mensen elkaar kunnen leren kennen. Garandeer dat je vrijwilligers echt mede-eigenaar worden. Dat je hen bevraagt en veranderingen implementeert waar nodig. Dat je tijd steekt in je mensen. Een programmatiegroep is niet iets wat je één keer uitdenkt en daarna elke keer op dezelfde manier blijft doen.”