Het mooie aan een gelijktalig buurland zijn de eindeloze samenwerkingen die er kunnen ontstaan. Hier en daar wat ruis op de buis door verschillen in tongval of woordkeuze nemen we er graag bij. Of dat dacht ik toch: nu blijkt het aantal samenwerkingen maar schaars te zijn, vooral op het vlak van theater. Ik besloot uit te pluizen hoe dat juist kwam. Zo kwam ik terecht bij Leanne Heuwekemeijer, gepassioneerd door het theater in de vrije tijd en op zoek naar een manier om het nog meer te doen groeien en bloeien in Nederland met de nieuwe Stichting Visie AmateurTheater.
Hoe wordt het theater in de vrije tijd georganiseerd in Nederland?
Leanne: “Amateurtheater gebeurt lokaal en vanuit een passie. Meestal – in Vlaanderen bijvoorbeeld – wordt dat georganiseerd en gesteund door een landelijke koepel. Maar in Nederland is er de afgelopen elf jaar helaas geen landelijke koepel voor amateurtheater meer. Daarom hebben we afgelopen oktober opnieuw zo’n koepel opgericht met Stichting Visie AmateurTheater en zijn we nu volop bezig aan het beleidsplan. We zullen dus kijken hoe cultuurparticipatie vanuit de overheid ondersteund kan worden. Daarvoor kijken we heel erg op naar OPENDOEK en gebruiken we ze ook als inspiratiebron. Onze droom is om zo’n gevestigde instelling te kunnen zijn die structureel gesubsidieerd is.”
Hoe ziet zo’n organisatie er dan idealiter uit voor jullie?
Leanne: “In een ideaal scenario hebben we geen landelijke koepel nodig. Het mooie van amateurtheater is dat het er altijd is! Amateur komt van het Latijnse amator, wat houden van betekent. Mensen zullen altijd van theater houden, dus mensen zullen het altijd doen. Dat is misschien wel wat het Nederlandse veld laat zien: we kunnen het ook zonder koepel."
"Dan kan je je afvragen: wat ga je als landelijke koepel daaraan toevoegen? In die zin zijn we eigenlijk een soort cheerleaders langs de zijlijn. (lacht) Er zit al veel kracht binnen het amateurtheater en die kracht willen we vooral benutten. We weten niet precies hoe het veld eruit ziet en het veld weet niet dat wij bestaan. We beginnen dus met het samenbrengen van alle ondersteuningsinstanties die er al zijn."
"Op landelijk niveau hebben we de professionaliteit en de kennis die we kunnen inzetten zodat mensen in hun vrije tijd zo comfortabel en zo goed mogelijk kunnen doen wat ze graag doen. Dan heb ik het over het verzamelen van inspiratie en best practices bijvoorbeeld. En als er specifieke vragen zijn, kunnen mensen contact met ons opnemen. Je kan ons zien als de lijm in het versnipperde veld.”
Zijn er op dat vlak grote verschillen tussen Vlaanderen en Nederland?
Leanne: “Wat heel tof is in Vlaanderen is dat er in regio's wordt gewerkt met regiocoördinatoren waardoor je al een heel sterk netwerk hebt. Je weet wat er is, welke theatergroepen er zijn, wat ze spelen, waar ze behoefte aan hebben. Dan kan je die passie makkelijker delen. Dat hebben wij in Nederland niet, maar dat zijn we wel aan het opbouwen.”
“En Vlaanderen heeft heel mooie festivals. Die hebben we in Nederland niet echt. Veel mensen ervaren dat als een gemis, omdat dat natuurlijk een vorm van erkenning en ontmoeting is. Ook amateurtheater hoort thuis op een podium en verdient publiek. Dat is ook zo mooi aan amateurtheater, het heeft twee delen. Er is het sociale aspect, de ontmoeting; en dan is er het artistiek aspect, het is een serieuze kunstvorm. Die wisselwerking komt bij festivals mooi samen.”
Zijn er bepaalde aspecten van het Vlaams theater in de vrije tijd die jullie in Nederland willen implementeren?
Leanne: “Sowieso het beeld dat amateurtheater meer leeft. Dat het gezien wordt, dat het er mag zijn. Op zich hebben wij al veel van die losse elementen die je ook in Vlaanderen ziet, maar we moeten dat aan elkaar plakken. We zullen nooit een OPENDOEK kunnen zijn, we hebben die overheidssteun simpelweg niet. Maar het is wel erg inspirerend dat het er is. Hoe OPENDOEK opereert, bevestigt dat wat wij nu doen de moeite waard is. Het helpt om te zien dat het kan, dat we niet gek zijn.” (lacht)
Nu misschien wat meer over dat artistieke: hoe ziet het amateurtheater zelf er in Nederland uit?
Leanne: “Daar één antwoord op geven is moeilijk, het veld is zo versnipperd. Maar als ik er één moet kiezen, zou ik zeker het studententheater in Nederland zeggen. Dat heeft wel een eigen landelijke koepel waar studententheatergezelschappen aan verbonden zijn en daar gebeuren hele gave dingen. Het toffe is ook dat niet elke vereniging verbonden is aan een universiteit, maar eerder aan een stad. Dat zorgt voor verbinding tussen universiteiten onderling.”
“Wat ook leuk is, is de werking van het Internationaal Theater Amsterdam. Zij zijn eigenlijk een schouwburg met een eigen theatergezelschap in huis. Omdat ze dat hebben, kunnen ze de set van hun voorstellingen meerdere dagen laten staan. Zij nodigen dan amateurtheatergroepen uit in hun theater om in die professionele set te werken. Dat zijn voorbeelden die we mee willen nemen en breder willen verspreiden in Nederland.
Wat kan Vlaanderen nog leren van Nederland?
Leanne: “Interessante vraag. Vlaanderen is in die zin gewoon al heel progressief. Alleen al door het te hebben over theater in de vrije tijd in plaats van over amateurtheater. Door niet enkel te focussen op verenigingsverbanden maar heel open en toegankelijk te zijn. Dus ik kan niet onmiddellijk iets bedenken.”
“Nederland hee vooral veel van Vlaanderen geleerd en ik hoop dat Vlaanderen ons ook een beetje heeft gemist. Dat Vlaanderen een koepel in Nederland heeft gemist om mee te sparren, om mee samen te werken, om mee uit te wisselen. Hopelijk kunnen wij die rol snel genoeg vervullen. We kunnen niet wachten tot we samen als gelijken rond de tafel kunnen zitten. En ik weet dat OPENDOEK daar ontzettend voor open staat, dus dat is een heel erg fijn vooruitzicht.