In De Muze komen opmerkelijke theatermakers aan het woord die gezelschappen kunnen inspireren. Voor dit nummer zijn dat Simon Servaes D'Huyvetter en Alice Juliens, twee theatermakers die in dialoog gaan over de manier waarop zij aan een nieuw project beginnen en de uitdagingen die daarbij komen kijken.
Simon studeerde in 2011 af aan het KASK en werkte tot vorig jaar als freelance theatermaker bij verschillende theaterhuizen en gezelschappen. Vandaag is hij artistiek leider bij Gents productiehuis 4Hoog. Alice studeerde in 2022 af aan de Toneelacademie Maastricht. Ze werkt als docent Drama op het Atlas College Kunst en Vormgeving in Genk, in Academie Haspengouw in Sint-Truiden en regisseert daarnaast in het theater in de vrije tijd.
Hoe beginnen jullie aan een nieuw project?
Alice: “Ik start vaak vanuit een gevoel van kwaadheid. Via theater probeer ik mijn verontwaardiging uit te drukken, al vind ik het wel belangrijk dat het meer gaat betekenen en universeel wordt. Dat het eindproduct dat persoonlijke en die initiële woede overstijgt.”
Simon: “Bij mij is het begin altijd anders. Het basisidee kan zowel een thema als een vorm zijn. Alles draait om je insteek en omdat die oneindig kan zijn, verandert je aanpak dus altijd. Het vertrekt meestal vanuit fascinatie: waar word je warm van, waarvoor voel je urgentie? Wanneer je een persoonlijke connectie hebt met een thema, is het snel duidelijk wat je wil maken.”
Op welke manier gaan jullie concreet met de eerste ideeën aan de slag?
Alice: “De eerste fase is heel individueel. Wanneer ik een idee heb, wil ik er veel over lezen en opzoeken, nog voor ik met spelers aan de slag ga. Ik zoek teksten en beelden die bij het onderwerp aanleunen, kijk films, luister muziek, of schrijf iets. Dat levert niet meteen theatraal tekstmateriaal op, maar het zorgt wel voor een ingang om te experimenteren en te improviseren. Nadien schrijf ik verder en zo wordt het een wisselwerking.”
Simon: “Dat improviseren is ook voor mij een essentieel deel van het proces. Ik enthousiasmeer mijn spelers voor mijn initiële concept en kijk vervolgens of er weerklank is en spelplezier te rapen valt. Ik heb nog nooit een voorstelling gebracht met de tekst zoals die in het script staat. Net zoals Alice heb ik een helder vertrekpunt, maar wil ik me kunnen bedenken en vrij laat in het proces nog zaken omgooien.”
Kan je daar een voorbeeld van geven?
Simon: “Ik maakte onlangs een stuk op locatie en toen de ruimte te uitdagend bleek, moest ik mijn oorspronkelijk idee loslaten. Eigenlijk vind ik dat net leuk: je voelt het proces van controle kwijtraken en herwinnen. Voor mij is het essentieel dat je onderzoek nog helemaal kan veranderen terwijl je bezig bent en dat je kan blijven zoeken tot het einde.”
Zijn er naast jullie spelers nog andere mensen waarbij jullie ideeën aftoetsen?
Alice: “Vanwege de dynamiek regisseur-speler voel ik vaak een afstand en heb ik iemand buiten de spelersgroep nodig om mijn onzekerheden mee te bespreken. Dat zijn meestal oude klasgenoten of mijn vriend, die voor televisie en film werkt, maar niet zo thuis is in theater. Hierdoor ziet hij vaak interessante perspectieven waaraan ik zelf niet had gedacht.”
Simon: “Bij mij is het een beetje anders. Mijn vriendin heeft vaak boeiende ideeën, omdat ze zelf ook theatermaker is. Wij praten thuis dus over niets anders: alles is inspiratie en ons leven is vervlochten met ons beroep. Dat is enorm interessant, maar vaak ook vermoeiend. We moeten soms afspreken om vanaf een bepaald tijdstip over andere onderwerpen te praten.”
Alice: “Dat snap ik. Ik vind het daarom soms leuk om net het omgekeerde te doen en mensen in mijn proces te betrekken die geen getraind oog hebben, zoals mijn vader of broer. Zo kan ik ervoor zorgen dat ik mijn beeldtaal ook leesbaar maak voor mensen die van nature uit bijvoorbeeld liever naar voetbal kijken.”
Wat zijn volgens jullie de grootste uitdagingen tijdens een creatieproces?
Simon: “Voor mij is er een verschil tussen het professionele circuit en het theater in de vrije tijd. In het professionele landschap is het grootste obstakel het organisatorische aspect. Ik voel dat de sector moe is. Het duurt lang voordat een maker zijn budget, partners en zaal heeft en dan moet het hele productieproces nog starten. Door een tekort aan tijd en geld is er weinig ademruimte om dynamisch om te gaan met waar het echt om draait: het artistieke. Bij gezelschappen in de vrije tijd zijn de spelers tegelijkertijd het grootste obstakel en het grootste geschenk. Er is niets mooier dan iemand die uit vrije wil en voor zijn plezier speelt. Dat is wat spelen moet zijn. Daartegenover staat dat het nog altijd tot de vrije tijd behoort. De focus ligt dan soms eerder op plezier en zelfvertrouwen dan op artistieke onderzoeksvragen. Het kan daarom een uitdaging zijn om out of the box te denken, speelstijlen te verkennen, zaken open te trekken of los te laten.”
Alice: “Of ze zien het als iets leuks of extra terwijl het voor jou een prioriteit is. Dat geeft je als regisseur sneller een eenzaam gevoel. Verder bots ik ook soms op de verschillende verwachtingen van een repetitieproces binnen een gezelschap. Ik vind het leuk om te werken met de mensen die er zijn, maar de meer gevestigde spelers vormen soms een uitdaging, omdat ze vaste gewoontes hebben. Toen ik startte, vond ik het moeilijk om hen als jong persoon te zeggen wat ze moesten doen. Ik voelde weerstand bij speloefeningen en opwarmingen, dus ik heb geprobeerd ze met wat humor mee te krijgen, wat uiteindelijk is gelukt. In de meeste gezelschappen waar ik gewerkt heb, merk ik wel dat men openstaat om andere mensen toe te laten. Ik vind het vooral leuk om het contrast tussen de oudere garde en de jongere mensen te zien en hen samen te brengen.”
Simon: “Bij mij is die dynamiek die jij soms ervaart minder een obstakel, want ik vraag altijd een zeer grote autonomie van een gezelschap, waaronder ook de mogelijkheid om zelf spelers te kiezen. Soms zijn bepaalde spelers een gevestigde waarde, maar ik ben van mening dat niets vanzelfsprekend is, zelfs al speel je al jaren mee. Ik werk ook altijd met jongeren en volwassenen door elkaar, want hoe meer kruisbestuiving, hoe beter. De onervarenheid van een jonge speler kan vaste patronen op een frisse manier beïnvloeden. Wat wel een uitdaging kan zijn, is het geruststellen van spelers. Als je bijvoorbeeld een kleinere opdracht geeft, is het belangrijk om hen ervan bewust te maken dat het waardevol is wat ze doen en om te voelen of ze daar zelf in het reine mee zijn. Het is belangrijk dat een speler ernaar uitkijkt om te spelen.”
Alice: “Daarom probeer ik spelers bijna altijd als groep aan te spreken. Vanaf het begin dram ik erin dat iedereen gelijk is en iets bijdraagt. En in scènes met veel ensemblewerk ben ik soms zelfs meer bezig met de mensen die op de achtergrond iets kleins aan het doen zijn, om hen het gevoel te geven dat ook zij gezien worden, zich aangesproken voelen en weten dat hun onderdeel soms meer aandacht trekt dan iemand die een monoloog heeft. Want tekst is niet het enige wat ertoe doet.”
Hoe kijken jullie naar je traject tot nu toe en hoe zal dit zich voortzetten?
Simon: “Ik heb altijd een parcours gehad van veel werk en weinig werk, heel hard gaan en nadien verdwijnen. Voor de eerste keer in 17 jaar ervaar ik binnen mijn nieuwe functie een soort continuïteit en ik moet me hard aanpassen aan dat nieuwe ritme. Ik vind het belangrijk om in het landschap te blijven bewegen en nieuwe stijlen te ontwikkelen. Dat is wat theater in se altijd probeert te doen: in beweging zetten. Als er teveel vanuit dezelfde makers wordt vertrokken, mis ik vaak een frisheid in het artistiek werk van structureel gesubsidieerde huizen en gezelschappen. Als deze wél bewust kiezen voor het uitnodigen van freelance makers om voorstellingen te creëren, voelt het meer relevant. Ook in het theater in de vrije tijd mogen ze wat mij betreft artistiek meer risico’s nemen. Spelers van verschillende generaties en met diverse profielen moeten elkaar ontmoeten. Die openheid wil ik bewaken: niet alleen naar je eigen stem, maar ook naar andere stemmen luisteren. Daarom wil ik mijn functie als artistiek leider niet alleen uitvoeren, maar verdelen over drie mensen. Ik wil niet altijd structureel creëren, maar iets kunnen maken als ik daadwerkelijk ook een idee heb.”
Alice: “Mijn eiland is het lesgeven en daar probeer ik verbinding te maken met andere scholen, docenten en makers. Soms heb ik het gevoel dat ik moet doorgroeien naar een professioneel circuit, maar voor mij is doceren ook maken. En ik heb het gevoel dat ik wat ik nu wil maken en zeggen ook kan met mijn leerlingen en spelers. Bovendien ben ik blij en dankbaar dat ik een deel van hun leven mag uitmaken. Wat ik doe is nodig en heeft een effect, dus ik wil het momenteel niet opgeven. Ik kies bewust voor die continuïteit en stabiliteit.”
Welke tip zou je geven aan beginnende theatermakers?
Alice: “Zoek eerst in je eigen achtertuin en bouw van daaruit verder. Dat advies kreeg ik op school en heeft mij echt geholpen. Soms is je achtertuin groot genoeg. Kijk dus bij de mensen of in de netwerken die je al kent. En blijf openstaan voor menselijke ervaringen die je kunnen inspireren.”
Simon: “Ik vind het ook belangrijk dat je niet zomaar elke kans grijpt. De keuze om compromissen niet te snel te sluiten of bepaalde dingen niet te doen is heel waardevol. Een samenwerking met een groot huis of een periode van financiële zekerheid kan aantrekkelijk zijn, maar niet elke opdracht is relevant of gezond voor jou als individuele maker. Dan geraak je soms afgeleid, of word je in de war gebracht. Een artistiek traject afleggen is een intens bestaan. Probeer daarom de bijhorende onzekerheid en existentiële angst zo goed mogelijk te omarmen en maak bewust tijd vrij om je parcours kritisch, soms aan een trager tempo, af te leggen. Het blijft een kwestie van je onderzoeksvragen helder te formuleren, bij te stellen en er dan zo recht mogelijk op af te gaan.”