Vrijdag ging het Landjuweelfestival van start in Brugge. Het programma was nog nooit zo divers en om niet te verdwalen, presenteren we jullie de jongerenredactie. Door hun frisse blik hoef je helemaal niets te missen van deze editie.
Het Landjuweelfestival begon allerminst kabbelend, maar schoot uit de startblokken met een boeiende inspiratiedag rond sociaal-artistiek theater (in de vrije tijd), de openingsvoorstelling en twee erg drukke weekenddagen. Van de eerste musical ooit op dit festival tot de helende kracht van theater binnen gevangenismuren, of hoe de gamewereld stiekem binnensloop in ons programma. Je ontdekt het allemaal hier. Een jongerenredactie maakt verslag van de Brugse jaargang met columns, interviews en radio.
Stuk over Aan Zet. U kiest, wij spelen.
Voor de openingsvoorstelling maakte de directeur van OPENDOEK, Joke Quaghebeur, een stand van zaken op over theater in de vrije tijd.
Voor de openingsvoorstelling maakte de directeur van OPENDOEK, Joke Quaghebeur, een stand van zaken op over theater in de vrije tijd.
Ik groeide op in een creatief theatergezin, cultuur en kunsten ons met de paplepel ingegeven. Als jong kind stond Ik met een ontzettende bewondering en verwondering achter, tussen en voor de coulissen. Het theater was voor mij geen vreemde wereld. Maar in die tijd waren er geen cultuurcentra in mijn buurt. We gingen naar “theater”, een heel ‘evenement’. Sommigen trokken zelfs speciaal voor de gelegenheid hun beste kleren aan.
De verdere opkomst van de culturele centra in de jaren ‘80 bracht verandering. Cultuurspreiding werd hoog in het vaandel gedragen. Mensen nieuwe artiesten laten ontdekken in een quasi lege zaal, het kon nog allemaal. Programmatoren gingen prospecteren en werkten hard aan een publieksopbouw. Publiek ging te rade bij de lokale cultuurfunctionaris voor de ‘must sees’ van het seizoen.
Ondertussen zijn we 50 jaar verder en zien we de diversiteit in de programmering afzwakken: een commerciëler model waarbij een volle zaal, eerder dan cultuurspreiding, als doel wordt gesteld. Wanneer je het Vlaamse land rondtrekt, zie je overal dezelfde programmatie, dezelfde namen: herhaling troef! Waar is de uniciteit van de cultuurhuizen naartoe? De creativiteit? De expertise?
“Een cultuurcentrum heeft tot doel de (lokale) bevolking te laten kennismaken met de enorme creativiteit van de mensheid op verschillende vlakken zoals toneel, dans, zang, muziek, theater en vele andere (podium)kunsten.” Nergens valt in deze definitie van Wikipedia het woordje ‘professioneel’ te bespeuren. Amateurkunsten worden in bepaalde steden, gemeenten en zelfs uit de cultuurhuizen verbannen.
Willen de cultuurhuizen inclusiever werken en diverse doelgroepen bereiken, zouden ze net die sector moeten omarmen.
Uit het onderzoek “Dit doet me wat!” uit 2019 blijkt dat 1 op de 4 Vlamingen ooit theater beoefende en 1 op 3 soms theater kijkt. Neem daarbij dat jaarlijks gemiddeld 1.5 miljoen mensen naar theater in de vrije tijd gaan kijken. Dit is een doelpubliek dat je als cultuurhuis niet zomaar naast je neer kunt leggen. De perfecte link om die theaterliefhebbers met de programmering van het cultuurhuis te laten kennismaken. Geef ze inspraak in plaats van ze te verbannen, geef hen een signaal dat ze ook welkom zijn, als publiek én als speler.
De plaatselijke bakker staat samen met een dokter, politieker, poetsvrouw of buschauffeur op de planken. Een diverse groep mensen die in de toekomst zeker nog kan uitgebreid worden door in te zetten op participatie. We kunnen theater gebruiken om mensen verder te laten ontwikkelen, in taal, in beweging, in discipline … om ze zo ook naar andere kunsten toe te leiden.
Té vaak wordt bij theater in de vrije tijd de connotatie met billenkletser en kluchten gemaakt. En wat is daar trouwens mis mee? Maar het is meer dan dat! Het rondtrekkende Landjuweelfestival is het festival bij uitstek om een palet aan belangwekkende theatervoorstellingen te zien. Plaatselijke programmatoren zijn vol bewondering en verwonderd over de kwaliteit van die liefhebbers. Sommige nemen na het festival zelfs één van de voorstellingen op in hun regulier aanbod. Een mooi voorbeeld hoe een cultuurhuis het verschil kan maken.
Inderdaad een mooi voorbeeld maar er zijn er jammer genoeg nog meer andere. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid. Niet alleen de cultuurdiensten en cultuurcentra maar ook de politiek!
Is de uitstraling van een stad belangrijker dan de inwoners?
Beseffen die politici de waarde van deze sector, de kracht van theater?
Zonder namen te noemen, 500.000 euro voor een cultuurmarkt is voor een stad niet haalbaar maar 1.000.000 euro voor reuzen wel? ’t Waren wel mooie reuzen … mocht ook wel.
Hoeveel steden dingen nu mee om in 2030 culturele hoofdstad te worden? Daar wordt nu al veel geld tegenaan gegooid en ze weten bijgod niet of ze de titel in huis halen.
Ondertussen investeren wij in een festival die we aan deze stad, aan haar inwoners en de sector aanbieden. Gelukkig werd onze smeekbede gehoord, waarvoor dank. In aanloop van dit festival hebben we hier in Brugge aan de lijve ondervonden hoe hoog de discussies oplopen, hoeveel frustraties er leven … Dit is een oproep om in mensen te investeren, om de sector te ondersteunen, om ze te zie.
Omarm theater in de vrije tijd, geef ze een plaats in jullie cultuurhuis en maak van hen een ‘must see’ in het volgend programma. Ik wens jullie allen een fijn festival, een evenement met veel diversiteit in disciplines, het neusje van de zalm…
De universele kracht van elk goed spel
Of een spel slaagt, valt altijd samen met het inlevingsvermogen en engagement van de spelers. Die vereisten gelden bij uitstek voor gezelschapsspelen. Wie voelde zich ook heel even Napoleon tijdens een spel Risk, Marc Coucke bij een partijtje Monopoly of Sherlock Holmes tussen de weerwolven?
Rollenspellen zoals Dungeons & Dragons, D&D voor de liefhebbers, steunen zelfs volledig op de fantasie van de spelers. Dezelfde criteria gelden evengoed voor theater. Enkel wanneer acteurs werkelijk de personages worden en het publiek de grens tussen spel en realiteit durft loslaten, worden de diepste emoties geraakt. Dat concept was het vertrekpunt voor Koen Ilsens onderzoek naar de kracht van improvisatorisch en participatief theater. In het kader van zijn eindproject ontwikkelde hij het longreach improvisatiestuk ‘Aan Zet. U kiest, wij spelen’. Naar analogie met het immens populaire D&D begint het stuk met het scheppen van een ‘wereld’. In dit geval: een half verlaten dorp Karmen. Hier houdt de bevolking zich sinds het sluiten van de mijnen bezig met het verplaatsen van terrils, de overblijvende afvalheuvels die het dorp pijnlijk doen herinneren aan de vervlogen gloriedagen. Vervolgens worden de zes personages geschetst: de burgemeester, vakbondsleider, moeder, tienerdochter, dokter en waarzegster. Voor elk wat wils dus en dat komt goed uit want vanaf dan bent u aan zet. Dat mag u heel letterlijk nemen. Elke move, alliantie of plottwist wordt beslist door het publiek dat zich per groep ook nog eens ontfermt over het lot van een specifiek personage. De verhaallijn die zich dan ontspint, wordt a l'improviste gespeeld door de acteurs onder leiding van de spelmeester in de rol van Koen Ilsen zelf. Voor je het weet schrijven de toeschouwers zich mee in het verhaal van ‘hun’ personage en verdwijnt de vierde wand als sneeuw voor de zon. Je leeft mee, maar evengoed sterf je met een personage. Dit leidt niet enkel tot wisselwerking tussen publiek en spelers, maar ook het publiek onderling discussieert, vormt allianties en wreekt zich. Net zomin als er twee identieke D&D spellen zijn, zal deze voorstelling zich nooit herhalen. Desondanks plooit het spel zich onder leiding van het publiek naar de gemeenschappelijke thema’s die ons allemaal bindt.
Of hoe het lokale en hyper specifieke telkens weer leidt tot het universele, zowel in een goed potje D&D met feeën, draken en ridders als in theater over, voor en door het dorp.
- Leon Adriaensen