Bij het leven komt de dood. Er is werkelijk geen ontkomen aan en zolang er al mensen bestaan, zo lang praten we er al over. Verhalen vertellen over de dood is soms moeilijk, maar het uitbeelden is nog veel uitdagender, want theater wordt natuurlijk gespeeld door levende mensen. Dus, hoe doe je dat goed, sterven op scène?
Niets gaat boven ‘the real deal’: cola is beter dan de zero versie, de spaghetti van je oma zal altijd winnen van degene die je zelf probeert te maken en op een strand aan de Mediterraanse kust liggen haalt het steeds van mijmerend staren naar wat vakantiefoto’s op Google.
Nu, iemand echt zien sterven op de planken is wel net dat tikkeltje te luguber voor wat de doorsnee theaterganger aankan. Toch is het al gebeurd. De Franse theatermaker en acteur Molière leed aan tuberculose en kreeg tijdens zijn laatste optreden een ongelofelijke hoestaanval. Hij stond er toch op om het stuk te vervolledigen, waarna hij prompt stierf. De Amerikaanse musicalacteur David Burns stierf op de planken aan een hartaanval tijdens een van zijn musicals. En misschien wel de meest overtuigende performance aller tijden werd neergezet door Sir Henry Irving, een 19e-eeuwse acteur die na de woorden “In Uw handen, God, in Uw handen!” neerviel om nooit meer op te staan.
Stuk voor stuk de meest geloofwaardige performances die ooit op de planken werden neergezet, maar als je je Tony Award zelf in ontvangst wil nemen, raad ik die techniek niet meteen aan!
De oude Grieken staan bekend binnen onze cultuur als de bakermat van het moderne theater. Hun theaterstukken, en zeker de tragedies, zaten vol met personages die stierven. Ze liepen dus ook al tegen het probleem aan waar wij ons in dit artikel over buigen, en hun oplossing was zeer efficiënt. De dood werd zelden of nooit getoond: het nieuws van een sterfgeval werd altijd mondeling meegedeeld door een boodschapper aan de andere personages en dus ook aan het publiek.
Hoewel die manier van sterven op scène niet letterlijk ‘sterven op scène’ is, valt er toch iets uit te leren. Je kan de dood altijd impliceren, zo ontloop je allerlei logistieke struikelblokken. Want hoe kom je aan nepbloed? Hoe krijg je het dode personage van de scène? Hoe zorg je ervoor dat het publiek niet kan zien dat de acteur nog ademt (how dare they!)…Verder omzeil je ook dat je acteur moet spelen dat hij dood neervalt, wat al snel belachelijk kan worden.
Een concreet voorbeeld van hoe je een dood beter kunt impliceren dan pakweg Sophocles, maakte ik zelf al mee in een productie van ‘Belle en het Beest’ van KotéKoer, vele jaren geleden. In de apotheose van het stuk confronteert Gaston het Beest, op de toren van een kasteel. Die toren werd gerepresenteerd met het decor, dat in werkelijkheid slechts enkele meters hoog was, maar de top van een heus kasteel leek. In die confrontatie wordt Gaston van de toren geworpen. De acteur die de rol vertolkte, viel achterover en kwam zo achter het decor terecht. Het publiek zag hem niet landen op een verscholen kussen dat door de enscenering van het oog onttrokken was, maar met een doodsschreeuw die plots stopte, wist je wel genoeg.
Ook een goed geplaatste black-out kan impactvol overbrengen dat een personage er niet meer is: zo breng je woordeloos over dat bij iemand het licht letterlijk en figuurlijk uitging. Dit heeft meteen als bonus dat je zonder licht niet veel kan zien. Zo hoef je de laatste momenten niet te tonen. Slim!
Implicatie is dus zeker een goede manier om personages naar de eeuwige jachtvelden te sturen, maar voor de moedige theatermakers is er altijd nog een andere optie: de dood tonen.
Wat hebben ‘Le Petit Prince’, ‘Othello’ en ‘Eponine’ met elkaar gemeen? Alle drie sterven ze een tragische dood… op scène. Ook maken ze deel uit van prachtige verhalen die keer op keer worden verteld en herverteld. Een personage zien sterven kan dan ook een heel impactvolle scène met zich meebrengen, op voorwaarde dat het sterven zelf niet belachelijk, ‘over the top’ of ronduit slecht is uitgevoerd. Hier volgen dus wat aanknopingspunten om je sterfscène zo goed mogelijk te laten verlopen.
Er zijn veel manieren om te sterven, denk dus zeker na over wat voor dood het is en hoe die past binnen de context van het verhaal. Een grootvader die zijn laatste adem uitblaast vanuit een ziekenhuisbed veroorzaakt een heel ander gevoel dan een strijd tussen twee gladiatoren waarbij één de doodsteek toedient aan de ander. De sfeer van de scène en wat er op het spel staat bij het sterven, bepaalt hoe groot of hoe klein je de sterfscène moet uitbeelden. Een goede vuistregel: het acteerwerk moet sowieso nóg kleiner zijn dan je denkt.
Ook al sterft een personage, de acteur zelf moet natuurlijk blijven ademen, hoe roerloos hij er ook bij ligt. Probeer dus manieren te vinden om hiermee om te gaan, door bijvoorbeeld op je buik te sterven, of met je rug naar het publiek. Misschien zijn er redenen om het personage te bedekken met een dik deken, waardoor de bewegingen verborgen blijven.
Zelfs wanneer je een personage laat sterven op scène is je beste vriend nog steeds ‘insinueren’. Aangezien je als een levend persoon nooit helemaal een dode kunt spelen, is het beter om deels ook de fantasie van je publiek aan te spreken. Gebruik dimlicht, steek weg wat niet essentieel is om te tonen (zoals verwondingen) en maak het sterven zelf niet te groot. Wat je ook doet, blijf vooral zo stil mogelijk liggen. Als je goed nadenkt over je sterfscène, hoef je dus zeker niet te sterven van de schaamte!