"Cursisten presteren het best als ze zich veilig voelen."
WISPER valt niet weg te denken uit het steeds breder wordende aanbod aan artistieke cursussen. Jan De Braekeleer dacht als één van de stichters een solide educatieve methode uit en Eva De Mulder is er vandaag programmator en hoofddocente theater. Een gesprek over kunsteducatie op mensenmaat, veiligheid op de speelvloer en de uitdagingen voor de toekomst.
Mensen laten leren over en met kunst; dat is kort samengevat de missie van WISPER. De kunsteducatieve organisatie biedt cursussen dans, theater, muziek, fotografie, beeldende kunst en literatuur voor 18+. Iedere deelnemer kan cursussen kiezen van het eigen niveau dat varieert van absolute beginner tot de gevorderde amateurkunstenaar.
Ondertussen bestaat WISPER al meer dan veertig jaar en nog steeds draagt het levenslang leren en duurzame groeitrajecten hoog in het vaandel. Ook als kunsteducatieve organisatie blijft WISPER evolueren en zichzelf kritisch in vraag stellen. Sinds 2017 werken ze samen met OPENDOEK, door onder meer de organisatie van een gezamenlijk cursusaanbod. Tijd dus om bij ons terug- en vooruit te blikken, en om te polsen naar de filosofie – en de mensen – achter het huis.
WISPER is ondertussen een vaste waarde geworden in het kunsteducatieve landschap. Hoe zijn jullie destijds ontstaan?
De Braekeleer: “Tijdens onze studie psychologie volgden ik en een vriend (Nik Sercu) regelmatig artistieke cursussen. Het creatieve cursusaanbod was toen veel beperkter dan nu en wij besloten samen om zelf iets te ondernemen. Dat werd de organisatie De Kolk, met als doel om kunsteducatie in het jeugdwerk te integreren. Vanuit deze organisatie groeiden later Mooss en WISPER. Ondertussen zijn we geëvolueerd van idealisten in de ‘kunstzinnige vorming’ naar een platform waar kunstspecialisten doceren. Eva is één van de vakspecialisten die de competenties van WISPER op vlak van kunst een enorme sprong heeft helpen maken. Zij is onze ‘stachanov’ van de kunsteducatie!” (Naar de Sovjet-modelarbeider Aleksej Stachanov, red.)
De Mulder: “Maar Jan heeft wel de methodiek geschreven over hoe je creatieve processen bij mensen stimuleert. Dat is nog steeds onze steunpilaar om les te geven. In alle lagen van de organisatie is het merkbaar dat de lerende mens centraal staat. Zo denken de medewerkers van de administratie ook mee na over de visie van WISPER. Als docent besef ik dat ik niet enkel de leraar ben, maar echt bijdraag aan het volledige werkproces.”
Hoe onderscheidt de WISPER-docent zich van andere lesgevers in het kunsteducatieve veld?
De Braekeleer: “Het DKO en hoger kunstonderwijs hanteerden tot voor kort vooral een leermethode in de meester-leerlingtraditie. Deze methode van leren werkt goed en focust sterk op de techniek. Zij gebruikt vaak ook een vorm van selectie, zodat de leerlingen technisch sterk zijn én harde kritiek kunnen dragen. Bij WISPER is het niet de bedoeling dat enkel de sterkste en meest talentvolle cursisten mee kunnen doen. Wij zijn erg gericht op persoonsontwikkeling en volgen eerder de workshopmethode. Op de lange termijn beschouwen wij het leertraject van de cursist als de optelsom van vele kleine stapjes. De cursist kiest wanneer die een level hoger of lager wil gaan.”
De Mulder: “Jan heeft het traject voor de interne opleiding van WISPER-docenten uitgestippeld, waarbij elke docent wordt getraind in het lesgeven. Daarin gaf ik voorbeeldlessen waarvan Jan observator was, waarna de volledige les gefileerd werd. Op die manier word je echt verplicht om na te denken over je vak. Dingen benoembaar maken is daarbij ontzettend belangrijk. Wat betekent voor jou de term ‘samenspel’? Dat moet ik duidelijk maken aan de cursisten.”
“Tegelijkertijd streef ik er als docent naar om een onderzoeksmentaliteit bij de cursisten te stimuleren. Niemand volgt gewoon passief een les mee. Als je bij WISPER een duurzaam traject aangaat van meerdere cursussen, dan pik je een gemeenschappelijke taal op waarmee je actief aan de slag gaat. Cursisten die al langer bij ons les volgen weten wat mise-en-scène, de wil en het motief betekenen. De gevorderde spelers kunnen lang rond deze begrippen onderzoeken, terwijl de beginners hiermee kennis maken.”
Hoe halen jullie het onderste uit de kan bij de cursisten?
De Braekeleer: “In de manier waarop wij lesgeven, houden wij rekening met emotionele veiligheid. We starten altijd met oefeningen die geen enkele techniek, durf of samenwerking vragen. Langzaamaan bouwen we deze vaardigheden op en bieden meer ruimte voor reflectie over de eigen speelstijl. Door veilig en enthousiasmerend te werken versterk je vaktaal en ook zelfvertrouwen. Dan durft een speler ook vaker te springen en uit te proberen.”
“Daarnaast is het soms een uitdaging om met de heterogeniteit van de groepen om te gaan. Onze cursussen zijn gericht op groepen van niveau X, waarbij iedereen welkom is ongeacht de achtergrond, tot niveau 4, waar de verder gevorderde spelers hun gading vinden. Maar ook dan representeert één groep nooit een egale voorkennis. De docent moet dus oog hebben voor de persoonlijke leerbehoeften en uitdagingen van iedere cursist afzonderlijk.”
Wat zijn de bouwstenen van een WISPER-cursus?
De Braekeleer: “Onze methode is een transpositie van de kennis over leren in de psychologie. Wij denken na over hoe mensen het makkelijkst leren en over wat hen hindert. Cursisten presteren het beste als ze zich veilig voelen, inzicht hebben in het leerproces en zelf beslissingen kunnen nemen, bekrachtigd of beloond worden, een goed model kunnen imiteren. Deze vijf principes zitten geworteld in elke les.”
De Mulder: “Een sterke gemeenschapsvorming is ook een belangrijk fundament voor alle cursussen. Als docent heb je een grote impact op de groepsdynamiek. Je hebt automatisch mensen die elkaar versterken of net niet. Hoe respectvoller en opener je bent naar iedereen toe, hoe meer zij dat ook zijn voor elkaar. Een cruciale vaardigheid is om goed te kijken. Wie zit er voor mij? Hoe ga ik om met de visuele leerder, de motorische leerder of de auditieve leerder?”
Wat betekent kunsteducatie voor jullie?
De Braekeleer: “Er staat een heel mooie definitie op de site van het het Nederlandse LKCA (Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunsten, red.): kunsteducatie is doelgericht leren over en met kunst. Voor ons zitten daar vier belangrijke processen in verweven: productie, reflectie, receptie en actief exploreren. Wij gaan binnen bij de deur actieve exploratie en de processen reflectie, receptie en productie komen daar vanzelf uit voort. Centraal staat daarin het individuele traject van de cursist. Hij of zij kiest uit wanneer de overstap gemaakt wordt naar een ander niveau.”
In jullie programmatie confronteren jullie ook meerdere kunstvormen met elkaar. Een bewuste keuze?
De Mulder: “De schotten tussen al die disciplines zijn eigenlijk niet meer zo aanwezig. Wat telt, is dat je jezelf via kunst uitdrukt en wat je wil vertellen. Ik word gelukkig als ik cursisten die meerdere acteercursussen hebben gevolgd zich ook via andere disciplines zie uitdrukken. Zij weten dat dit nodig is om hun boodschap over te kunnen brengen. Op dat moment ben je minder bezig met ‘speel ik goed?’.”
De Braekeleer: “De cross-disciplinaire cursussen zorgen voor een versteviging van onze interne gemeenschapsvorming. Als je wilt dat mensen elkaar ook buiten hun vaste discipline kunnen ontmoeten, moet je zelf zulke oversteekplaatsen creëren. Daarnaast zijn er steeds presentatiemomenten waarop iedereen naar het werk van andere disciplines kan kijken.”
Hoe ziet de kunsteducatie van de toekomst eruit?
De Braekeleer: “De toekomst is zeker nog meer digitaal. Hoeveel mensen volgen er niet een reeks van 50 filmpjes om te leren tekenen en schilderen? Dat is nu gigantisch populair! Corona heeft eens te meer bevestigd dat er online zeer veel lesmogelijkheden zijn. Op die manier heeft WISPER een heel nieuw publiek weten te bereiken, zoals mensen die door een druk werkleven niet tot bij ons raakten of personen met een rolstoel die minder mobiel zijn. Maar ondanks deze evolutie blijft de nood om live en in groep te leren toch reëel.”
De Mulder: “Het verschil met onze aanpak is dat wij geen tutorials maken. Ook vanop afstand behouden wij onze kenmerkende onderzoekstaal. Wij willen dat de cursist zich op persoonlijk vlak kan blijven uiten via de kunsten. Ondertussen ga ik een volledige cursus via WhatsApp geven! Zo breng je de kunsten letterlijk bij de mensen thuis. Naast het digitale gegeven zijn de grote uitdagingen vandaag toch wel genderneutraliteit en diversiteit. Op dat vlak moeten we ons Vlaamse denkkader met blinde vlekken herbekijken.”
Ondertussen programmeren jullie wel theatercursussen voor anderstaligen.
De Mulder: “Ja, maar die poot is nog groeiende. Een vaste visie of methodiek is er nog niet. We maken daar grondig werk van, maar soms ontbreekt het ons aan tijd, hoewel dat geen excuus mag zijn. Buiten de theaterdiscipline vormt taal minder snel een barrière. En ook theaterstijlen zelf zijn erg cultureel gebonden. Ik had een Argentijn in mijn les, die erg emotioneel en expressief theater gewoon was. Hij vond de Vlaamse theaterstijl enorm koud en afstandelijk. Waar je opgegroeid bent, bepaalt dus mee wat je mooi vindt. Bovendien leert niet elk land op dezelfde manier. Vlamingen zijn geconditioneerd om in één tel in een kring of rij te gaan staan. Dat geldt niet overal zo. Daarom is een stevige uitwisseling van groot belang.”
Ons vorige nummer bevatte een pleidooi voor een Huis van de Amateurkunsten, als metafoor voor een verhoogde samenwerking tussen lokale artistieke spelers. Het Leuvense OPEK is zo’n kunstenhuis, waarin WISPER samenhokt met onder meer fABULEUS en Het nieuwstedelijk. Wat is de precieze troef van die co-housing?
De Braekeleer: “Er zijn enorm veel voordelen op vlak van publieksbereik. Veel inwoners van Leuven kennen WISPER niet maar wel OPEK! Het valt op dat OPEK als overkoepelend merk verschillende publieken met elkaar vermengt. Jongeren van fABULEUS sluiten zich nadien aan bij WISPER of Het nieuwstedelijk. Het heeft ook veel communicatieve voordelen. Zo oefenen we meer invloed uit naar de stad. Je staat sterker als onderdeel van OPEK dan als WISPER. Bovendien is het goedkoper om onder één dak te leven dan apart.”
De Mulder: “Het biedt ook inhoudelijk enorme voordelen! Als Het nieuwstedelijk een try-out organiseert, dan biedt dat boeiende oefenstof voor onze cursisten regie. Het aankomende festival ter bevordering van de theatertekst, Shakespeare is dead, is zo’n grote samenwerking. Het nieuwstedelijk ondersteunde het professionele luik, terwijl WISPER de kunstliefhebber betrok. LUCA Drama en fABULEUS zullen ook aanwezig zijn.”
De Braekeleer: “Ik geloof dat het werkt omdat de
samenwerking non-concurrentieel is en complementair. Er zijn zowel
kunsteducatieve als artistieke spelers aanwezig. Daarnaast vergt het wel
een enorme kost in tijd en energie om steeds goed met elkaar te
overleggen en samen te komen. Dat is niet altijd evident.”
Eva,
jij bent lesgever bij WISPER maar regisseert ook amateurgezelschappen.
Is er een groot verschil tussen die beide praktijken?
De Mulder: “WISPER-cursisten worden aangemoedigd om doorheen hun traject een autonome maker te worden. Spelers in een amateurgezelschap zijn het eerder gewend om naar een regisseur te luisteren en echt geregisseerd te worden. Op zich is daar helemaal niets mis mee, maar dat is wel een opvallend verschil. WISPER investeert enorm in het stimuleren van een onderzoekende houding.”
“Zo heb ik ooit een week iedere avond een cursus gegeven, maar steeds voor een ander niveau. Bij wijze van experiment heb ik toen iedere groep een opdracht gegeven om in groep te onderzoeken. Iedereen heeft dat ook kunnen voltooien. Alleen was er een groot verschil in tijd die ze daarvoor nodig hadden. De beginners waren na vijf minuten klaar en de gevorderden deden er twee uur over. Het heeft dus meer te maken met onderzoekscapaciteiten en weten dat je duizenden kanten uit kan.”
Tot slot: is er een vooroordeel over de amateurkunstenaar dat jullie de wereld uit willen helpen?
De Braekeleer: “Het zijn er zeer veel! Ik heb de evaluatieronde van de amateurkunsten meegevolgd en ik vind dat zij op het niveau van de organisaties heel professioneel zijn. De amateurkunsten en de professionele kunsten vormen twee verschillende maatschappelijke praktijken. Op het niveau van organisaties, programmatoren, infrastructuren, critici en commentatoren, wetenschappers, scholen en media zijn het andere biotopen. Maar er zijn zeker overlappingen wat betreft de kunstenaars, het publiek en de resultaten.”
De Mulder: “Het professionele circuit heeft meer tijd gekocht dan het andere. Maar iedere artiest, amateur of professioneel, wil zichzelf kunnen uiten. Iedere artiest is verwonderd over betekenis, schoonheid of lelijkheid. Daar komt het in essentie op neer.”