Mensen met jongdementie lieten ze de hoofdrol spelen in hun eigen verhaal. Daarmee doorbraken ze niet enkel een taboe, maar kropen ze ook onder de huid van het publiek.
‘De Loteling’ is een productie van theatercollectief Bataljong en Het Ventiel, een vrijwilligersorganisatie die zich inzet voor mensen met jongdementie. “We wilden geen voorstelling maken over jongdementie, maar een voorstelling waarin mensen met jongdementie op het podium stonden”, vertelt Gudrun Callewaert. Ze is bestuurslid bij Het Ventiel en partner van een persoon met jongdementie. Arne De Jaegere, hun zoon en verbonden aan Bataljong, werd een van de twee regisseurs.
De Jaegere: “We kwamen al snel tot de conclusie dat een vast script en audities niet zouden werken. We begonnen laagdrempelig met improvisatieopdrachten en we zijn ook bij mensen thuis geweest om te luisteren naar hun verhaal.”
Callewaert: “Daarna kondigden we aan dat we een theaterstuk gingen maken. Iedereen van de groep die wou meedoen, kon meespelen. Er vielen een paar mensen weg, maar er kwamen ook een paar bij.”
Zo voegden Luc Vekeman, gediagnosticeerd met jongdementie, en zijn partner Sabine Van Caneghem zich bij de groep.
Van Caneghem: “Ik dacht eens te gaan luisteren en kijken. Zo zijn we erin gerold, zonder volledig te beseffen wat de volgende stappen waren.”
Hoe verliepen de repetities?
De Jaegere: “We hebben een jaar lang gerepeteerd. We probeerden dertig dingen, om er één van over te houden. Het begon met pure expressie, later gebruikten we stukjes van de verhalen van mensen in de repetities. Zoeken, proberen, luisteren, aanpassen: we hebben vooral veel dingen laten gebeuren.”
Callewaert: “Ik denk dat onze grote sterkte was dat het niet op voorhand vastlag welke kant het stuk moest uitgaan, waardoor de uiteindelijke voorstelling het echte verhaal van de mensen vertelt. De regisseurs durfden het stuk uit handen geven.”
Hoe verwerk je al die input dan tot een coherent toneelstuk?
De Jaegere: “We zochten naar wat de groep wou brengen. Zo merkten we dat veel mensen met een zekere kwaadheid stonden tegenover 'de ziekte'. Dan hebben we besloten om van 'de ziekte' een concreet personage te maken. Ook de onzekerheid rond de diagnose verwerkten we in het stuk. Een correcte diagnose laat vaak jaren op zich wachten. De onzekerheid, de afwijzing en het ongeloof die met dat lange traject gepaard gaan, wilden we in het stuk steken.”
Van Caneghem: “De pijn van alle koppels zit erin verwerkt. Ook de betutteling maakt daar deel van uit: zodra je een diagnose krijgt, wordt je leven overgenomen. Als je je niet houdt aan wat de medische wereld je voorschrijft, ben je een afwijkeling. Dat is heel confronterend en mensonterend.”
Het stuk heeft dus een sterke autobiografische invulling?
Callewaert: “Absoluut. De mensen met jongdementie en hun partners speelden allemaal zichzelf. Om dicht bij hun persoonlijke verhalen te blijven, hebben we het stuk verscheidene keren herschreven. De acteurs creëerden situaties waarop de mensen reageerden. Bij de ene persoon nam de ziekte zijn fiets af, van Luc werden zijn boeken afgenomen. De boosheid die daarop volgde moest niet gespeeld worden: die was echt. En dat voelde je. Die authentieke emoties maakten het stuk zo zuiver.”
Er wordt weleens gezegd dat het net moeilijk is om jezelf te spelen.
De Jaegere: “Wie zichzelf speelt, stelt zich heel kwetsbaar op. Dat kan alleen als je je veilig voelt. Een sterkte van het stuk is dat we een vriendengroep waren. De laatste week voor de première hebben we zelfs gevraagd aan de persoon die 'de ziekte' speelde om zich even terug te trekken uit de groep. Er was spanningsverlies: het werd te gezellig waardoor mensen niet meer kwaad op hem werden.”
Door een corona-onderbreking brachten jullie de voorstelling in twee reeksen. Is er in tussentijd veel veranderd?
De Jaegere: “Tussen beide reeksen zijn twee mensen overleden. We beslisten om verder te spelen met hun partners. We wilden hen niet zomaar schrappen of vervangen, maar het werd wel een volledig andere voorstelling.”
Van Caneghem: “Op een bepaalde manier was die tweede voorstelling completer. Het publiek kreeg nu een beeld van de diagnose tot het moment dat je partner overlijdt.”
De Jaegere: “De tweede reeks was ook rauwer. Veel personen waren in die twee jaar tijd achteruitgegaan. De joie de vivre uit 2019 was verdwenen. Maar dat hoort bij de veranderlijkheid van het hele project: we hebben niet geprobeerd om die levensvreugde terug te vinden, maar de andere toon aanvaard.”
Wat heeft de voorstelling op persoonlijk vlak betekend?
Van Caneghem: “De repetities waren heilzaam. Het was fijn om onder lotgenoten te zijn, omdat je dan niks moet verbergen.”
Callewaert: “Ook op het podium voel je je gedragen door elkaar, terwijl je als partner net heel kwetsbaar en heel eenzaam bent.”
Hielp de voorstelling om het taboe rond jongdementie te doorbreken?
Van Caneghem: “Op het moment dat we deel werden van het project, was mijn werkgever nog niet op de hoogte van onze situatie. We zaten met heel veel schaamte. Enkel familie en dichtste vrienden waren op de hoogte. Het project dwong ons om het te delen. Plots zagen we onszelf op Het Journaal.”
“Er is nog maar weinig geweten over de ziekte. Ik wist vroeger ook niet dat het zo erg is, dat er zoveel vormen bestaan en dat er zoveel onbegrip heerst. Het publiek zat ook vaak met ongeloof. Er viel altijd een stilte alvorens de mensen begonnen te applaudisseren.”
De Jaegere: “Het was ook echt de bedoeling om een stuk te maken met impact. De ambitie was om niet alleen voor eigen familie te spelen, maar ook om een platform te creëren om jongdementie bespreekbaar te maken.”
Kijkt iedereen er dan positief op terug?
Van Caneghem: “Zeker, het was ook mooi om Luc te zien openbloeien en die groep te zien groeien.”
De Jaegere: ‘Ik vond zowel het traject als het eindresultaat heel krachtig. Ik geloof wel in geëngageerd theater: theater is niet alleen van professionele acteurs in mooie schouwburgen. Het gaat over emotie: theater is van iedereen.”