OPENDOEK
Menu
OPENDOEK
  • Home
  • 2020 nr. 4: Kritiek
  • 2020 nr. 3: Loutering
  • 2020 nr. 2: Duurzaamheid
  • 2020 nr. 1: toekomst vs. traditie
  • Vorige edities
  • facebook
  • Abonneren
  • Adverteren
  • Reageren
  • Colofon
  • OPENDOEK HOME
  • Log in
OPENDOEK banner
  1. Vorige edities
  2. 2018 nr. 1: DIALECT (online)

Tussentaal in de theaterles: toestaan of tegengaan?

Vorige edities

  • 2002-2014 (op aanvraag)
  • 2014-2017 (downloads)
  • 2018 nr. 1: DIALECT (online)
    • Editoriaal
    • Dialoog in het dialect
    • Interview: Joke Emmers
    • Het pleidooi
    • Tussentaal in de theaterles
    • De revue. Pluimen? Plezier!
    • Volkstoneel
    • Amateurtheater en integratie
    • iNSPiRATiE
    • Wist je dat?
    • Dialecttheater verbindt
    • Grensoverschrijdend theater
    • Column
    • Repertoire
    • Cast & crew
    • Week van de amateurkunsten
  • 2018 nr. 2: RUIMTE (online)
  • 2018 NR. 3: VERLEIDING (online)
  • 2018 NR 4: MATCH (online)
  • 2019 nr. 1: HET BEGIN (online)
  • 2019 nr. 2: OUT-OF-THE-BOX (online)
  • 2019 nr. 3: SAMEN (online)
  • 2019 nr. 4: MENTALE GEZONDHEID (online)
  • 2018-2020 (downloads)

‘EEN GOED ACTEUR MOET OOK IN DE STANDAARDTAAL SPONTAAN KLINKEN’

Op televisie en op de schoolbanken is het Standaardnederlands allang niet meer de norm. Ook in het theater verschuiven de idealen richting tussentaal. Moet in het deeltijds kunstonderwijs de standaard op de schop?

“Ze ziet je niet zitten.” De ochtendzon tekent rode vlakken af op het podium van de academie van Leuven (SLAC), waar een les plaatsvindt van Geert De Smet. Met een sappige Leuvense tongval memoriseert An-Sofie een zin. An-Sofie, Marie en Kjell, leerlingen in het eerste jaar van de middelbare graad, moeten met die zin tien emoties uitdrukken.

 

De les begint wat onwennig. Gegiechel, ongemakkelijke stiltes. Toch vinden ze aan het einde van het uur een intense spanning. Vanop het podium kijken ze weemoedig (tiende emotie) naar het denkbeeldige publiek. Nu, bijna in tranen, stil: “Ze ziet je niet zitten”. Hielden de afgeborstelde zinnetjes hen in het begin tegen spontaan te spreken?

 

De les in de namiddag is van een ander kaliber. Liezel, Anne-Sophie en Joke, leerlingen in het laatste jaar van de hogere graad, staan zelfzeker op het podium. Zij spelen een tekst die geschreven is in een soort veredeld dialect. “Anna, waar zijt ge?” Hun Brabantse tussentaaltje klinkt vlot en geloofwaardig.

 

“Standaardnederlands leidt al snel tot een geaffecteerd spreken dat we liefst vermijden”, zegt Geert De Smet. “Er is een soort consensus onder leerkrachten om de leerlingen niet de hele tijd op hun uitspraak te wijzen.”

 

Niet dat hij nooit voor Standaardnederlands kiest, maar die keuze hangt vooral van het stuk af. “Het is een heel goede oefening om Shakespeare op rijm te zeggen, of de Oude Grieken te spelen in hun verheven taal, want dat is veel moeilijker dan dialogen in tussentaal.”

 

Ook Els Dierick, lerares in het deeltijds kunstonderwijs (dko) en vroeger dialectonderzoeker, ziet haar leerlingen vaak onbewust terugvallen op een taaltje dat het midden houdt tussen dialect en standaardtaal. “Ik stimuleer de ene variant niet meer dan de andere. Het enige wat ik probeer te doen is hen er bewust van te laten worden welke keuzes ze maken.”

 

De keuze tussen de verschillende taalvarianten komt maar zelden expliciet aan bod, vertelt Dierick. In de klas, maar ook op symposia, sluipt het onderwerp vaak maar zijdelings de gesprekken binnen. Ook de nogal beperkte en oude leerplannen voor woord in het dko zeggen daarover niets. Of daar verandering in komt bij de geplande hervormingen, lijkt voorlopig niemand te weten.

 

Zondagse taal

Tijd voor wat precisering: tussen welke varianten moeten leerlingen nu eigenlijk kiezen? Meestal maakt men een driedeling: je spreekt standaardtaal, dialect of iets ertussenin. In de praktijk blijven er al snel maar twee varianten over, want nog maar weinig jonge acteurs beheersen een dialect.

 

Daar heeft ook het dko een rol in gespeeld, dat zoals alle onderwijstakken het Standaardnederlands als streefdoel had. “In de jaren 50 en 60 was de hypercorrecte standaardtaal inderdaad de norm”, zegt taalkundige Dorien Van De Mieroop (KU Leuven). “Het was helemaal niet onze eigen taal. Als er al gewone Vlamingen geïnterviewd werden, kwamen ze netjes en braaf op televisie. Dan haal je niet alleen je zondagse pak uit, maar ook je zondagse taal.”

 

De standaardtaal, dat ongemakkelijke zondagse pak, bleek als enige norm niet realistisch. Alle taalzuiveringsprogramma’s ten spijt deed een nieuwe variant zijn intrede: de tussentaal. “Een soort zelfredzaamheid,” volgens Van De Mieroop, “maar Vlamingen voelen zich er wel in thuis.”

 

Televisie werd informeler, en daarmee ook de taal. Hoe informeler de formats, hoe meer tussentaal er op televisie kwam. Ook de standaardtaal zelf is een breder begrip geworden. Tegenwoordig vindt niemand het nog erg dat je hoort vanwaar je afkomstig bent. En constructies die vroeger verguisd werden, vinden nu vlotjes ingang. Van De Mieroop: “Er is een verbreding over wat men als een goede standaardtaal beschouwt. Maar er is nog steeds een duidelijke grens. De gij-vorm, bijvoorbeeld, is duidelijk tussentaal.”

 

Authenticiteit

Die tussentaal heeft vooral in fictieprogramma’s razendsnel voet aan de grond gekregen. Het is een instrument geworden om geloofwaardig te klinken en tegelijk verstaanbaar te zijn in het hele taalgebied. Beeld je eens in: standaardtaal aan de toog in Thuis? We zouden ons krom lachen.

 

“Maar het theater is een formelere context dan thuis voor de televisie”, geeft Van De Mieroop toe. “Bij theater weet je dat wat je ziet artificieel is. Bij televisie werkt dat helemaal anders.”

 

Toch moet ook op het podium de standaardtaal meer en meer het onderspit delven voor een soort tussentaal. Johan Luyckx, leerkracht aan de middelbare school van het Lemmensinstituut, ziet zijn leerlingen vaak teruggrijpen naar een tussentaal om een bepaald personage vorm te geven. “De standaardtaal vermijden is voor hen vaak een gemakkelijkheidsoplossing. Maar ik vind dat een goede acteur of actrice ook in de standaardtaal spontaan moet kunnen klinken.”

 

Ook in een professionele opleiding tot acteur is volgens velen de standaardtaal een broodnodig instrument, want wie naast zijn regiolect ook de standaardtaal beheerst, heeft op het podium meer tools in handen. Luyckx vergelijkt het met muziek: “Je kan pas goed piano spelen als je Bach gevreten hebt.”

 

Myriam Stinkens geeft les aan alle graden van het dko. De allerkleinsten krijgen van haar algemene verbale vorming (AVV), steevast in de standaardtaal. “Op die leeftijd zijn kinderen echt sponzen. Aan het einde van het vak AVV kunnen de meeste leerlingen de standaardtaal overal toepassen, zonder erover na te denken.”

 

Eén à twee uur AVV per week, is dat inderdaad genoeg om kinderen de standaardtaal bij te brengen? Luyckx twijfelt. “Vroeger heb ik ook een pleidooi gehouden om kinderen in de eerste plaats een goede uitspraak aan te leren. Maar met twee uur per week, bovendien in groep, is dat niet haalbaar. En belangrijker: de voorbeelden zijn weg. Zelfs op Ketnet spreken ze geen standaardtaal meer.”

 

Onderdompeling of niet, Myriam Stinkens ziet bij haar leerlingen een sterke wil om de standaardtaal te leren. Leerlingen van pakweg 13 jaar hebben vaak wel even genoeg van al dat mooie spreken, maar in de hogere graad keren ze vaak uit zichzelf terug naar de standaardtaal. “Dat doen ze ook om zich te onderscheiden, bijvoorbeeld voor de klas bij een spreekbeurt. Ze willen tonen dat zij wél mooi kunnen spreken.”

 

Opvallend is ook het verschil per regio. De leerlingen in Stinkens' Limburgse klas zijn nog bang om door hun zangerige klanken als dom bestempeld te worden. “De goesting om daarvan af te raken is daar veel groter dan in Leuven, waar leerlingen het belachelijk vinden als ik zeg dat er achter wa, da of nie een t staat.”

 

De standaardtaal volledig op de schop? Daar lijkt maar weinig animo voor. Zolang het begrip voldoende ruim wordt genomen, kan ook het deeltijds kunstonderwijs een plaats zijn voor een verzorgde taal. En wie na zijn dko-opleiding professioneel acteur wil worden, heeft goede instrumenten in handen.

 

Terug naar de klas. Toneelleerkracht Geert De Smet is er gerust in. “De leerlingen hebben hier een uitgebreide algemene verbale vorming achter de rug. Meestal zien we spelplezier en een goede uitspraak in de hogere graad vanzelf samenvallen.”

 

TEKST: EMMANUEL VAN DER BEEK

CARTOON © MARTIJN STOOP

© Martijn Stoop

Dorien van de Mieroop, taalkundige:

"Tussentaal is een soort zelfredzaamheid, maar Vlamingen voelen zich er wel in thuis."

Geert de Smet, toneelleerkracht:

"Er is een consensus onder leerkrachten om leerlingen niet constant op hun uitspraak te wijzen."

OPENDOEK logo

Over OPENDOEK

OPENDOEK wil als koepelorganisatie het beoefenen en beleven van theater waarderen, faciliteren en verder ontwikkelen zodat mensen zich sociaal en artistiek kunnen ontplooien.

Met de steun van

  • Info
  • Vacatures
  • Links
  • Nieuwsbrief
  • Contact
  • Wie is Wie
  • Bestuur
  • Privacy

op facebook

Opendoek vzw

Zirkstraat 36, 2000 Antwerpen, +32 (0)3 222 40 90, secretariaat@opendoek.be
OPENDOEK op facebook / twitter / instagram
Cookies & privacy-policy — © OPENDOEK vzw — Website door undercast