Geen begin zonder einde en vice versa. Dat geldt ook in het theater, want naast een beginscène heeft iedere voorstelling natuurlijk ook een slotscène. De laatste actie, de laatste woorden en het laatste beeld vooraleer het doek valt en het publiek de zaal uitwandelt. Hoe ga je daar als regisseur, acteur en theaterauteur mee om?
“Goh, dé ideale slotscène? Dat is geen gemakkelijke vraag, maar wel leuk om over na te denken”, klinkt het in koor bij regisseur Katrien Vanreusel, actrice Emilie Vandenberghe en theaterauteur Freek Mariën. “Ik vind het altijd fijn als het beeld ook het verhaal mee ondersteunt”, zegt Katrien. “Bij de voorstelling Chasse Patate van Studio Orka zinkt het huis bijvoorbeeld in de grond. Fantastisch beeld. Ik werk zelf heel graag beeldend, omdat daar voor mij meer symboliek in zit en het daardoor ook beter blijft hangen.”
Katrien Vanreusel regisseert bij verschillende theatergezelschappen, waaronder regelmatig ook bij de Bert Leysenkring in Balen. De slotscène van de voorstelling De Uren is haar favoriet.
“Ik had toen het idee om een overstromend bad op scène te zetten om de zelfdoding van Virginia Woolf te visualiseren. Ik vond dat zelf een zot idee, maar de groep stemde vol overgave in met dat plan. Zo gezegd, zo gedaan. De volledige vloer was nat. (lacht) Echt een pakkend eindbeeld.”
Ook theaterschrijver en theatermaker Freek Mariën van gezelschap Het Kwartier houdt van een krachtig beeld aan het einde van de voorstelling. Al hangen woord en taal daar nauw mee samen.
“Ik hou van een spervuur aan woorden dat uitmondt in complete stilte en zich omvormt tot een beeld. Zo kan de tekst ook nog nazinderen in je hoofd en geeft het eindbeeld daaraan een extra toegevoegde waarde”, vertelt Freek.
Die overgang van tekst naar een stil beeld zag Freek in de voorstelling Colossus van Abattoir Fermé. “De ingrediënten van dat stuk: een razend tempo, veel personages en een hoog gehalte aan absurdisme”, zegt Freek.
“Helemaal aan het einde van de voorstelling starten een twintigtal personages met het afbreken van het decor terwijl acteur Louis van der Waal helemaal alleen achterblijft. Zelfs zijn kostuum nemen ze van hem af. De volledige wereld van die voorstelling en alle fantasie errond verdwijnen dus. Daardoor staat Louis daar ineens alleen in een lege theaterzaal. Dat deed echt wel iets met mij.”
“Ik hou van een zekere sereniteit aan het einde van de voorstelling”, vertelt actrice Emilie Vandenberghe.
“Vorig seizoen speelde ik mee met de afstudeervoorstelling Alles komt goed soms van Fien Vandermeersch van de Toneelacademie Maastricht. In die voorstelling zat ook een zekere sereniteit in de slotscène door het gebruik van weinig en warm licht, veel pauzes en stilte. Daardoor kon iedereen even op adem komen en alles verwerken."
"Ik heb die ademruimte nodig, zowel als speler als als toeschouwer. Zo kan alles even binnenkomen en kan je nadenken over wat er allemaal is gebeurd tijdens de voorstelling.”
Regisseur Katrien houdt daarentegen meer van kletterende chaos en conflict als eindscène. “Zelden of nooit eindigen mijn voorstellingen in rust. Dat komt omdat de stukken die ik maak en regisseer meestal een eigen projectie zijn van wat ik zelf in het dagelijks leven meemaak."
"Die chaos raakt me altijd en vind ik het meest herkenbaar bij mensen. Niemand is volledig in rust. Dat is ook saai. Zeker om naar te kijken! In de stukken van Shakespeare gaat ook bijna altijd iedereen dood op het einde. Ik hou dus echt wel van het dramatische einde”, knikt Katrien.
“Als er in je voorstelling veel lawaai en muziek zit, moet die stilte echt in je eindscène vallen. Andersom kan natuurlijk ook. Wanneer alles heel klein en aan een laag tempo wordt gespeeld, moet de eindscène uitbarsten in complete chaos", zegt Freek.
"Mijn ideale slotscène zou komen na een volledige voorstelling op een kleine speeloppervlakte, waarbij iedereen dicht op elkaar zit en er veel gebeurt. Naar het einde toe wil ik dat die diepte en die wereld echt kan openbreken. Een aantal jaren geleden heb ik de afstudeervoorstelling Gebergte van Matthias Van de Brul begeleid. Hij speelde ook op een superkleine speeloppervlakte, waarna hij dan ineens in een groot berglandschap achteraan verdween. Die wereld verandert dus meteen. Zo schoon.”
“Ik heb een bloedhekel aan een happy end waar alles goed gaat en alle personages gelukkig zijn”, zegt Emilie. “Dat is totaal niet realistisch. Ik hou net van het gevoel dat het verhaal nog niet helemaal is afgerond en dat het in mijn hoofd nog een verder verloop kan krijgen. Ik denk ook dat het thema of het verhaal van de voorstelling te eenvoudig is wanneer je als speler of als toeschouwer geen vragen meer hebt als het doek valt."
"In Alles komt goed soms hebben we de vierde wand doorbroken en gingen we als spelers niet meer in dialoog met elkaar maar met het publiek. Dat maakte het zowel voor de spelers als de toeschouwers heel intens. Op die manier kon die innerlijke strijd van de personages ook des te meer verder leven bij het publiek.”
“Ik vind het ook wel fijn om te voelen dat een voorstelling eindigt op een afslag”, vult Freek aan. “Je voelt wel dat er een conclusie is, maar je legt het ook niet neer, want dan is het helemaal gedaan en dat voelt niet juist. Ik ben daarom ook geen fan van een typisch romantisch happy end. Zo’n situatie klopt natuurlijk niet, want elk koppel gaat ook nog veel dingen meemaken in de toekomst die niet altijd zo rooskleurig zullen zijn. Ze zullen altijd nog moeten werken aan hun relatie.”
Katrien houdt ook niet van een happy end, maar ze is wel voorstander van een gesloten einde. “Dat betekent niet dat een verhaal helemaal afgerond moet zijn. Niet elke voorstelling is trouwens überhaupt een verhaaltje, maar ik hecht wel belang aan een stuk goed afronden”, aldus Katrien.
Geen happy end dus, maar wel boeiende inzichten over dé ideale slotscène